top of page

"God is getrouw ..."

1Kor.1:9

Gebed om Herleving

Gebed om Herleving

"God is getrouw ..."

1Kor.1:9

"... Die het ook doen zal"

1Thess. 5:24

Geschiedenis / Europa / NederlandSluis

 

 

Opwekking in Sluis (1672)

 

Jacobus Koelman (1632-1695) schrijft hierover:

 

“In het jaar 1672 kwam er zulk een stortregen van Gods Geest over de gemeente, dat een grote menigte ogenschijnlijk bekeerd werd, ook van dezulken, die zeer diep in de dienst des duivels en des vleses waren gewikkeld. Zodat de leraars aldaar met ontzetting moesten uitroepen, vanwaar zijn mij dezen, en wie heeft mij dezen gegenereerd? (...)

Het is dan zo dat de Heere Zijn zegen gaf over verscheidene predikaties over 2 Kor. 5:19, 20: ‘Want God was in Christus de wereld met Zichzelven verzoenende, hun zonden hun niet toerekenende, en heeft het woord der verzoening in ons gelegd. Zo zijn wij dan gezanten van Christuswege, alsof God door ons bade; wij bidden u van Christuswege: Laat u met God verzoenen.

'Over Ezech. 33:11: ‘Zeg tot hen: Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zo Ik lust heb in de dood des goddelozen! Maar daarin heb Ik lust, dat de goddeloze zich bekere van zijn weg en leve. Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen, want waarom zoudt gij sterven, o huis Israels?

’Over Hand. 2:37: ‘En als zij dit hoorden, werden zij verslagen in het hart, en zeiden tot Petrus en de andere apostelen: ‘Wat zullen wij doen, mannen broeders?

'Hand. 16:30: ‘En hen buiten gebracht hebbende, zeide hij: Lieve heren, wat moet ik doen, opdat ik zalig worde?'

2 Kor. 4:3: ‘Doch indien ook ons Evangelie, bedekt is, zo is het bedekt in degenen die verloren gaan.’

1 Kon. 21:27: ‘Het geschiedde nu als Achab deze woorden hoorde, dat hij zijn klederen scheurde en een zak om zijn vlees legde en vastte; hij lag ook neder in de zak en ging langzaam.’

En ook heeft de Heere over andere predikaties uit het Hooglied en de brief van Johannes een extra-ordinaire zegen gezonden, met door Zijn Geest vele harten zo aan te raken dat ze krachtig uit de weg der zonden zijn overgehaald.

Anderen zijn zoveel overtuigd en geprikkeld, dat ze zich tot alle middelen hebben begeven, en zich tenminste geveinsd toevoegen en onderwerpen, zodat niemand die enig aanzien in onze plaats wil hebben, rechtuit en openlijk het goede durft tegenspreken. Dit is zo in het algemeen.

Nu in het bijzonder.

Ten eerste: Dat er door weinig predikaties zoveel tegelijk zijn geraakt en veranderd zijn geworden, zodat velen zeer opmerkelijk de datum van hun trekking uit die predikatie kunnen ophalen en berekenen.

Ten tweede: Dat ook drie maanden achtereen elke rustdag verscheidenen tot wettische verslagenheid en diepe bekommernissen over hun zielestaat zijn gebracht.

Ten derde: Dat verscheidenen onder de goddelozen, zoals dobbelaars, dronkaards, vloekers en lasteraars zulk een wonderlijke omkering hebben verkregen in hun taal, in hun doen, in hun omgang, binnen en buiten hun huis, dat ze de hele stad tot verbaasdheid strekken en aan verstandigen geen reden overlaten om te twijfelen aan hun oprechtheid.

Ten vierde: Dat onder die nieuw getrokkenen verscheidene oude mensen zijn, en anderen die tien of twaalf jaren hier of elders onder de middelen hebben gezeten, alsook velen die zeer weinig wisten en niet leren konden.

Ten vijfde: Dat sommige buurten en wijken zijn ontstoken toen het vuur van Gods Geest eerst in het hart van één van hen kwam, zodat daar binnen weinig dagen en weken verscheidene huisgezinnen zijn aangedaan, zódanig legden de nieuwelingen hun talenten aan. In het bijzonder: dat verscheidene mannen en vrouwen beiden tegelijk zijn getrokken, en ze als om strijd het goede najagen en bevorderen. Zodat verscheidene papisten nu overgekomen zijn tot aanneming van onze religie, en wij hebben tegelijk zoete blijken gezien van hun oprechte toegenegenheid tot die vroomheid.

De Geest des gebeds is over velen ook uitgestort, zodat zij tot verwondering zien en horen dat ze niet alleen zelfs zonder formulieren bidden, maar ook met hun huisgezinnen, ja ook veel in vergaderingen, en dat geschiedt door zulken waar ik het niet van had durven verwachten.

Onze morgenoefeningen heeft de Heere zo merkbaar bekrachtigd en met zegen achtervolgd, dat ze met de grootste begeerte zijn gehoord en met veel vrucht zijn betracht, zodat men daar een half uur tevoren aanwezig was om een plaats te krijgen, omdat het kerkje te klein was, en wij hebben ons genoodzaakt gevonden de grote kerk daartoe, met goedvinden der overheden, te gebruiken. Uitnemende bereidwilligheid is er zowel bij de lidmaten als bij de niet-lidmaten om zich te laten onderwijzen en ondervragen, in het bijzonder over hun staat en in het algemeen, bij velen, . . .betreffende de gronden der waarheid en der godzaligheid. De nieuwe bekeerden zijn zeer begerig tot onze particuliere huizen gekomen om onderzocht te worden over hun werk, en om raad en hulp. Ook om alles zo te beleggen dat ze niet bedrogen mochten uitkomen, zodat ze als duiven kwamen vliegen tot onze vensteren, en hele dagen hebben wij daarmee bezig moeten zijn, tot ons vermaak en tot hun voordeel. De catechisaties, die ik en mijn waarde broeder ds. Montanus houden voor lidmaten en niet-lidmaten, zijn zeer vol met oude en jonge mensen, en het is een lust om te zien, hoe de gronden der praktijk hen aldaar zo voorspoedig en helder worden ingedrukt, en hoe zij het zo bijzonder goed begrijpen, en al vroeg voor zichzelf en anderen gebruiken. En bijzonder dunkt het mij dat alhier het werk van het geloof, en de wijze en de grond om Jezus aan te kleven en kracht uit Hem te halen, redelijk wel verstaan en door de vromen betracht wordt. Zodat ze, klagende en dor en blind en dodig zijnde, weten naar de algenoegzame Jezus te vlieden, als naar de fontein en naar het vrije genadeverbond en vrije nodiging en aanbieding van alles, zodat wij hun tegenwerpingen vlug stillen en die luie klagers vlug aan zichzelf openbaar maken.

Wij zien ook in vele kinderen onder de twaalf jaren oud bijzondere blijken van genade, zodat ze vroeg alleen gaan bidden, en dat in de geest, predikaties schrijven, zeer verstandig op zaken van de praktijk antwoorden en veel goeds beloven zo de Heere het verder gelieft te zegenen.

Ook ondervinden wij dat de Heere onder al deze handelingen van Hem, ons, leraars, opmerkelijk opwekt en overtuigt van onze plicht en onze nalatigheid in het verleden. Alsmede dat de oude vromen, welker getal in verhouding tot de plaats zó aanzienlijk is, als ik niet vertrouw dat het nauwelijks in enige plaats van ons land is (tenminste niet dat er velen zijn), zeer worden aangezet om te lopen en te ijveren, daar zij tamelijk erg in die dodigheid en luiheid lagen. Bijzonder zie ik het werk Gods een zeer grote luister krijgen in diegenen die binnen vier of vijf jaren in dit ons Sion geboren zijn, zodat wij nu zien dat die beproefden goed hun plicht trachten te doen omtrent de zwakken, zowel in het bijzonder als in enige samenkomsten welke zij bij gelegenheid of op gezette tijden in de week onderhouden. Ook heb ik mijn collega’s en verscheidene ouderlingen verzocht, hetwelk lang mijn voornemen is geweest, doch niet wilde vorderen, om ’s zaterdags een uur samen te komen om de Heere niet alleen te bidden om een zegen over de gemeente en onze dienst, maar ook om rekenschap te geven van hetgeen wij die week in onze persoonlijke aanspraken en huisbezoeken hadden ondervonden, zowel omtrent bekeerden als onbekeerden, en om notitie te houden van de bezochten. Want die mensen verlangen hevig naar die bezoeken en wij waren hier allen zeer gebrekkig in, en als wij al wat deden wisten wij nauwelijks wat er gedaan of niet gedaan was. En dan geven wij die ouderlingen enige aanwijzingen waar zij hun talenten het beste kunnen gebruiken, wat voor hen ook zeer gewenst is, want zij waren steeds zeer benauwd omdat ze hun ambt zo weinig tot het persoonlijke nut betrachtten. Dit is zo in het kort iets over de tegenwoordige toestand van Gods werk in het midden van ons.”

 

Hollandse geloofshelden, samengesteld en toegelicht door H. Florijn

Uitgeverij Den Hertog

 

----------

 

 

Theophilus Parresius schrijft in zijn Historisch Verhael van de Proceduuren tegen D. Jacobus Koelman, Predicant tot Sluys in Vlaenderen, Rotterdam 1677:

 

“De gemeente van Sluis in Vlaanderen, hebbende successievelijk verscheidene trouwe en arbeidzame leraars genoten, als D. Barentzonius, D. Coussemaker, D. van der Lingen, D. Loodensteyn, D. Hauchepied, en andere, heeft door des Heeren zegen zonderling gebloeid, en [is] geenszins de minste geweest onder de gemeenten van Nederland; doch op een bijzondere verbaasdmakende wijze heeft de Heere Zijn Geest aldaar over de bediening van het Evangelie gelieven uit te storten, omtrent het einde van ’t jaar 1671 en in ’t begin van ’t jaar 1672, zodat er een groot getal van allerlei slag van mensen, burgers en soldaten, mannen en vrouwen, jongen en ouden zijn krachtdadig bekeerd geworden tot de levendige God."

 

Des Christens Groot Interest, William Guthrie

Uitgeverij Den Hertog

bottom of page