top of page

"God is getrouw ..."

1Kor.1:9

Gebed om Herleving

"God is getrouw ..."

1Kor.1:9

Gebed om Herleving

"... Die het ook doen zal"

1Thess. 5:24

Prediking / Preken / Edward Payson

 

​

Uit een preek van Edward Payson over 2 Kor. 2:15 en 16,

gehouden in het jaar 1808

 

“Welk een lichte zaak het ons ook moge lijken, het is, mijne vrienden, een vreselijke zaak om te beuzelen met de Wet en het Evangelie van Jahweh. Ook kan een volk geen grotere vloek overkomen, dan Zijn woord te horen, zo zij verzuimen het te doen. Een overstroming, of een zondvloed van vuur, is hierbij vergeleken een zegen.

Er zijn ongetwijfeld veel van zulke beuzelaars hier, die ten volle besluiten om op zekere tijd in de toekomst, berouw te hebben en het Evangelie te geloven. Maar waarop is al uw hoop gefundeerd? De zaligheid is nu verder van u verwijderd dan ooit. Jarenlang hebt u zich in de zonde verhard. Iedere preek die u hebt gehoord, heeft u onbewust slechter gemaakt. U hebt reeds ieder motief, argument en overweging die de Schriften verschaffen, gehoord, en ze tevergeefs gehoord. Het gehele pakhuis met geestelijke medicijnen is voor uw verlichting opengeworpen; maar uw morele ziektes zijn, in plaats van te worden genezen, nog meer ingekankerd. Wij kunnen u alleen opnieuw dezelfde geneesmiddelen voorstellen, die alreeds zonder goed gevolg bleken te zijn; want de kunst van de mens en het woord van God verschaffen geen andere.

Menselijkerwijs gesproken is het dan duidelijk dat u moet omkomen. Maar ofschoon uw herstel dus onmogelijk is bij de mensen, is dat niet zo bij God. Geloofd zij Zijn Naam! er is nog balsem in Gilead, en een Heelmeester aldaar, Die kan helen wanneer sterfelijke heelmeesters falen. Maar, helaas! u wilt zich niet tot Hem wenden. U wilt niet geloven dat u ziek bent; u wilt niet overreed worden om het eeuwige leven te zoeken. U gaat steeds voort met het Evangelie te veronachtzamen; en misschien zal zelfs déze waarschuwing voor sommigen van u een reuk des doods ten dode blijken te zijn.

Mijne vrienden, hoe beproevend is de situatie van de dienaars van Christus, indien zij enige liefde voor hun volk, of aandacht voor hun zielen hebben. Zij zijn als een man die geplaatst is op de rand van een afgrond, om reizigers te waarschuwen dat zij, als zij voortgaan, onvermijdelijk te pletter zullen vallen. De reizigers komen aan, luisteren naar de waarschuwing, en dan, op een paar uitzonderingen na, vervolgen zij hun koers, en komen om voor de ogen van hem die tevergeefs arbeidde om ze te redden.

Zodanig, maar oneindig meer benauwend, is onze situatie. Wij staan aan de ingang van de weg ten leven, om ons volk te waarschuwen, dat zij op de brede weg ten verderve zijn, en ze aan te sporen en te smeken om er af te gaan en gelukzalig te zijn. Velen van hen horen onze smekingen met enige mate van aandacht en inachtneming. Zij nemen onze genegenheden door vriendendiensten in beslag; wij arbeiden aan hen, zeggen hen dat zij diep in onze harten en genegenheden geworteld zijn; en dan, trots al onze gebeden en tranen, haasten zij zich weg, en komen voor onze ogen om, op een wijze, té vreselijk om zich te kunnen voorstellen. Indien dít geen zielsangst, teleurstelling en benauwdheid is, wat dan wel? De zielsangsten van een patriot, die beeft voor zijn vaderland – van een vrouw, die waakt bij haar stervende man – of een moeder, die beeft voor een ziek kind – zijn niets bij de zielsangsten welke degene moet voelen, die de waarde kent van een onsterfelijke ziel, die overdenkt wat er te verliezen is, en toch zijn volk voor zijn ogen ziet omkomen.

O, mijne vrienden, mijn geliefde vrienden! hoe kwijnen onze geesten weg, en worden onze harten ziek van angst en wanhoop, wanneer wij overdenken dat, niettegenstaande alles wat wij kunnen doen, velen, hier aanwezig, uiteindelijk zullen bevinden dat het Evangelie een reuk des doods ten dode is! en al onze inspanningen aan geen ander doel zullen beantwoorden, dan hun ellende en schuld onvoorstelbaar te vermeerderen!

O, gij kostbare, onsterfelijke zielen! gij geesten, die nooit zullen sterven! gij erfgenamen der eeuwigheid, hoort! – en gehoorzaamt, eer het te laat is, het vreugdevolle geluid van het Evangelie. O, indien er enige toegang tot overtuiging is, zeg ons waar die ligt. Zeg het ons, o zeg het ons, hoe wij u kunnen trekken, of drijven, of leiden tot Christus. Zeg ons hoe wij u kunnen omkopen om niet voor eeuwig ellendig te zijn. Bijna zijn wij bereid om met de apostel te zeggen – wij zouden zelf wel wensen verbannen te zijn van Christus voor ons volk, onze vrienden naar het vlees.”

 

 

Uit een toespraak van Edward Payson over Luk. 15:10

 

"God beveelt nu alle mensen overal dat zij berouw hebben" [1]. Ik leg dit bevel dwars over uw pad; u kunt niet één stap verdergaan in een zondige koers, zonder het met voeten te treden. U wordt aangespoord tot de onmiddellijke volbrenging van deze plicht door inachtneming van uw eigen belang; want tenzij u zich bekeert, zult u allen desgelijks vergaan. U wordt ertoe aangespoord door al de gezegende engelen die wachtten met een verlangen om zich in uw bekering te verblijden.

Boven alles, u wordt er hoogst krachtig toe aangespoord door de gezegende Verlosser, Welke u onder de sterkst mogelijke verplichting moet liefhebben en gehoorzamen. Hij heeft veel voor u gedaan en geleden. Voor u heeft Hij gezwoegd, gebloed en is Hij gestorven. Voor u verdroeg Hij blijmoedig de bespottingen en wreedheden der mensen; de woede en boosaardigheid der duivelen; en het overweldigende gewicht van de toorn van Zijn Vader.

In ruil voor dit alles vraagt Hij van u één kleine gunst. Hij verzoekt u enkel om berouw te hebben en gelukzalig te zijn. Indien u Zijn verzoek inwilligt, zal Hij van de arbeid Zijner ziel zien [2], en verzadigd worden. O dan, wees overreed om blijdschap te geven aan God, aan Zijn Zoon, en aan de heilige engelen; om deze dag te maken tot een feestdag in de hemel, door berouw te hebben.

Ja, nú wacht uw hemelse Vader op uw terugkeer, en de Verlosser staat met uitgebreide armen gereed om u te ontvangen. Ja, nú is er voorzien in de witte klederen en de ring, en het gemeste kalf is gereed gemaakt om feest te vieren over het terugkeren van verloren zoons. Ja, nú staan engelen en aartsengelen gereed om hun hoogst vreugdevolle gezangen uit te storten, om uw terugkeer te vieren.

Wilt u dan, door te volharden in onboetvaardigheid, hun lippen verzegelen? Wilt u zeggen: Er zal deze dag geen blijdschap in de hemel zijn, vanwege u? God zal niet verheerlijkt worden, Christus zal niet bevredigd worden, engelen zullen zich niet verblijden, indien wij het kunnen voorkomen? Indien er iemand is van wiens gevoelens en gedrag dít de taal is, verklaar ik u plechtig maar met tegenzin, in de naam van Jahweh, dat God en Zijn Zoon verheerlijkt zullen worden, en er in de hemel blijdschap over u zal zijn, niettegenstaande al uw pogingen om het te voorkomen.

Nooit zal iemand van Zijn schepselen God van Zijn eer beroven; en, indien u niet wilt toestaan dat Zijn genade verheerlijkt zal worden in uw zaligheid, zal Hij verplicht zijn om Zijn rechtvaardigheid te verheerlijken, in uw eeuwig verderf. Indien u de inwoners van de hemel niet wilt toelaten zich te verblijden in uw bekering, zal hun liefde tot rechtvaardigheid, waarheid en heiligheid hen nopen om zich te verblijden in uw verdoemenis, en om halleluja te zingen, terwijl de rook van uw pijniging opgaat in alle eeuwigheid.”

​

The complete works of Edward Payson, vol. I

Compiled by Rev. Asa Cummings

 

-------

[1]) Eng. vert. van Hand. 17:30.

[2]) Idem, van Jes. 53:11.

​

bottom of page